Het is half 10 in de avond geweest als ik dit typ. Waar ik meestal begin met een titel, begin ik nu gewoon met typen. Gewoon omdat het kan. En stiekem omdat ik even geen andere ideeën heb. Dus waar deze blogpost heen gaat? I don’t know. Maar ik weet zeker dat ik iets op papier krijg zo. Het is net zoiets als schrijven in een dagboek: je begint en de woorden komen vanzelf. Al moet ik wel eerlijk zeggen dat het lang geleden is dat ik echt in een dagboek geschreven heb. Maar dan toch…
Dat is eigenlijk wel een mooie om mee te beginnen. Vroeger schreef ik dagboeken vol. Soms schreef ik iedere dag, soms maanden niet en soms zo maar even af en toe. Soms over hoe ik me voelde, soms over wat ik had meegemaakt en soms gewoon ideeën, fantasieën en dromen. Ik was (en ben nog steeds) een fantasievol meisje. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik bijna iedere week bij de bibliotheek een boek leende. Op een gegeven moment leende ik het boek ‘Dagboek van een Prinses’ van Meg Cabott. De meeste van jullie kennen het verhaal vast wel door de film met Anne Hathaway in de hoofdrol. Mia (de hoofdpersoon) schreef in een schriftje dat ze altijd bij haar droeg, want dat viel niet op. Ik vond die gedachte zo mooi, dat ik dat ook ooit een blauwe maandag gedaan heb. Zo heb ik ook ooit een film gezien waarin ik de gedachten zo mooi vond, dat ik in dat filmgevoel in mijn schriftje schreef dat ik de gedachte niet hoefde op te schrijven ‘want ik zou het wel onthouden.’ Ha! Who was I kidding? Het ding met mij is dat ik van lezen of het kijken van een film of serie een bepaald gevoel (meestal een bepaalde emotie) erbij heb en daar helemaal in opgezogen kan worden. Ik kan zo’n verhaal in mijn fantasie na spelen. Zoals ik al zei: fantasievol dus. Heb ik af en toe nog steeds wel last van, maar hé, wat maakt het uit.
Ik kan me ook herinneren dat ik in mijn dagboeken meisjesnamen schreef. ‘Voor als ik ooit kinderen zou krijgen.’ En ja, ik wilde vroeger liever een meisje dan een jongen. Heel naïef, want je hebt dat natuurlijk niet voor het zeggen en daarbij zou ik met een jongen net zo gelukkig worden. Maar goed. Ik had dus een meisjesvoorkeur. De namen kwamen meestal van films en series die ik zag. Eén naam kan ik me nog duidelijk herinneren (maar dat is het overduidelijk voor Isabelle dus niet geworden). Ik keek graag de serie ‘Sweet Valley High’ en daar heette één van de meisjes Elisabeth. Maar haar roepnaam was Liz. Ik kan me duidelijk herinneren dat ik in mijn dagboek schreef dat als ik óóit een meisje zou krijgen, ik haar Elisabeth zou noemen en – guess what – haar dan altijd Liz zou noemen. Hoe origineel…
Hebben jullie in de gaten dat ik hier gewoon geheimen uit mijn dagboeken met jullie deel? Heerlijk om terug te denken aan hoe simpel het is als je klein bent. De meest onnozele dingen doen er toe en verder houd je jezelf niet echt bezig met de grote boze mensenwereld. Je mag leven in een fantasiewereld en je hoeft je nergens zorgen om te maken want dat doen anderen wel voor je. En dan word je volwassen en moet je het ineens allemaal zelf maar doen en allemaal zelf maar begrijpen. Neem het me dan ook niet kwalijk dat ik af en toe terug verlang naar het kind zijn. Naar hoe heerlijk het was dat je jezelf geen zorgen hoefde te maken en dat je je fantasie mocht leven.
Ik denk dat het daarom ook is dat ik zo hou van films, series en boeken lezen. Weer even helemaal in een fantasiewereld zitten. Even weg uit de grote boze mensenwereld. Gewoon even ergens anders zijn dan in het hier en nu. Wegdromen bij alles wat mogelijk kan zijn. Of eigenlijk alleen maar mogelijk kan zijn in je fantasie. Even geen zorgen, maar meeleven met de hoofdpersoon of hoofdpersonen uit het verhaal wat je leest of kijkt. En vooral het weten dat het wel weer goed komt, want het is maar een verhaal.
En de grote boze mensenwereld? Dat is weer een probleem voor morgen.
2 comments
Als kind zat ik in een fantasiewereld. Ik was enig kind en ondanks ik mij niet eenzaam voelde beeldde ik mij in dat ik 3 kinderen had en er voor zorgde. Nog steeds heb ik van die momenten dat ik een fantasie in mijn hoofd heb. Ach zolang wij er maar mee kunnen leven, niet? 😉
Precies!!